De geschiedenis van schermen begon zodra men wapens ging maken van metaal. Van koper en brons tot het ijzer dat de Romeinen omstreeks 600 v.C. massaal gebruikten voor hun zwaarden. De Romeinen waren militaire denkers bij uitstek en gebruikten bijvoorbeeld voor het eerste de ‘steek’ als aanval. De Romeinen begonnen zich ook te pantseren tegen zwaarden. Lang bleef die traditie in gebruik, tot en met de harnassen in de Middeleeuwen. Harnassen werden steeds completer, waardoor de wapens letterlijk steeds zwaarder moesten zijn om er nog door te komen. Uit die tijd stammen de slagzwaarden van twee meter lang. Met de komst van de kruisboog verloor het harnas aan betekenis. De boog was zo krachtig dat een plaat ijzer niet meer genoeg bescherming bood. Toen omstreeks 1500 het buskruit werd uitgevonden, was het gedaan met de pantsers. De slagzwaarden werden weer ingeruild voor steekwapens, want één op één heeft dat meer effect. Als oorlogswapen was het zwaard achterhaald. In de zestiende eeuw verplaatste het zwaardvechten zich van het slagveld naar het duel. Daarmee verschoof het accent van fysiek levensbehoud naar een behendige sport. In Italië, Spanje en Frankrijk ontstonden schermscholen. Er waren nog amper spelregels, je leerde er vooral je leven te behouden. Er werd geschermd met twee wapens tegelijk: een rapier (een lang steekwapen) en een dolk. De tradities verschilden per land. Spanjaarden vonden het voetenwerk belangrijker dan weren, de Italianen perfectioneerden de steek en de Fransen brachten meer spel en oefening in het schermen. Zij gebruikten als eersten het floret, nu nog het wapen waarop de meeste oefeningen beginnen. Pas rond 1700 werd het masker geïntroduceerd; voor die tijd overleden er in Frankrijk alleen jaarlijks gemiddeld 40.000 mensen tijdens duels. Overigens was schermen bij uitstek een adellijke sport, anderen deden het niet. Met de Franse revolutie in 1795 kwam daar verandering in. Schermscholen en schermers ontwikkelden talloze acties en spelregels. Het schermen met twee wapens verdween pas laat. En honderd jaar later, in 1896, was schermen meteen één van de sporten bij de eerste moderne Olympische Spelen. In Nederland groeide het schermen tot ongeveer 1930 tot een hoog internationaal niveau. Er waren Nederlandse wereldkampioenen, maar die periode is daarna niet geëvenaard. Wel zijn Nederlandse schermers altijd vertegenwoordigd op internationale kampioenschappen.